“Later als ik groot ben moet jij nooit naar een bejaardehuis hoor, want ik ga altijd op jou letten en dan mag jij bij mij wonen en dan let ik op jou gelijk gij nu op mij let” vertelde het kleine meisje vol overtuiging
“Natuurlijk doe jij dat, das heel lief van jou” antwoord de oma
En ondertussen is het later en het kleine meisje is groot en is de oma oud.
Maar het kleine meisje heeft andere zaken aan haar hoofd zoals haar 3 kinderen en haar baan en ze woont te ver en ze vindt nog wel excuses
en de oma is te ver afgedwaald in een wereld van oude geschiedenissen en vreemde angsten.
En het kleine meisje ziet de oma en herkent haar wel maar vind haar niet terug in haar ogen
En de oma ziet het kleine meisje maar herkent haar niet en spreekt haar aan met namen die het meisje niet kent en wil herinneringen delen met haar die het kleine meisje nooit gehad heeft.
En het kleine meisje voelt wel iets van schuld maar weigert verder te kijken en klampt zichzelf vast aan herinneringen die geweest zijn
En de oma zit in haar home/instelling en knutselt en vertelt maar vergeet in haar herinneringen het kleine meisje alsof zij nooit bestaan heeft, alsof zij nooit ooit de dikste vrienden waren, alsof zij nooit ooit de reddingsboei in het kleine meisje haar leven was.
En als ultiem eerbetoon bakt het kleine meisje van weleer wafels zoals ze haar oma ze honderde keren zag bakken en denkt bij haar eigen “kijk oma je achterkleinkinderen zijn net als je kinderen en je kleinkinderen niet met hun vingers uit de deegpot weg te slaan”
en ze weet zeker dat deze wafels iets zouter zullen zijn dan alle wafels die de oma ooit bakte van het traantjeswater dat gestaag in de deeg druppelt